Geert Lenssens is advocaat aan de balie van Brussel, publicist en auteur van het boek Belogen en bedrogen, oplichten en opgelicht worden is dagelijkse kost.
Het Openbaar Ministerie kondigde eerder deze week aan dat de verjaring van de strafvervolging in het dossier Kelk een feit is. De verdediging sloot zich daar graag bij aan, de slachtoffers vonden dit prematuur maar zagen intussen met een wrang gezicht de moed in de schoenen zakken, zeker na het eerdere debacle in de burgerlijke zaak. De commentaren waren ook niet bepaald fijnzinnig want bepaalde opinies vonden achteraf het hele strafonderzoek nutteloos. Geld in het water.

Het is niet alleen dat laatste dat tegen de borst stuit. In dergelijke zaken moet er immers altijd een strafonderzoek komen, al was het maar om uit te maken of er al dan niet verjaring is. Als men op voorhand en zonder onderzoek gaat beginnen triëren, dan krijgen we joekels van pre-gerechtelijke dwalingen.
De kern van de discussie in dergelijke geladen dossiers ligt echter vaak ook in het systeem zelf. Het keurslijf van de verjaringen waarin dit dossier gevangen zit dateert immers van een tijd waar men er geen graten in zag dat mijnheer pastoor tijdens bezinningsdagen jonge knapen bij zich liet komen om hen zijn liefde fysiek te laten proeven. Al waren dergelijke praktijken lang niet het monopolie van de kerk. De hele samenleving reageerde toen trouwens verziekt.
Op zich valt er natuurlijk iets te zeggen voor de verjaring. De verjaring wil beletten dat potentiële rechtszaken, in dit geval strafzaken, een eeuwig leven tegemoet gaan. Het concept van de verjaring, dat al bekend was in het Romeins recht, wil de rechtszekerheid veiligstellen. Er worden dan allerlei argumenten gebruikt zoals ‘de wet van het vergeten’ tot de zogenaamde ‘wroeging van de dader’ die na verloop van tijd zou spelen. Rechtsvorderingen hebben in die optiek een houdbaarheidsdatum en dat is trouwens ook zo in ons burgerlijk recht. Nochtans zijn er westerse rechtstelsels zoals dat in Engeland waar voor een hele reeks misdrijven juist geen verjaring geldt.
De tijdspanne voor de verjaring is in ons land weliswaar even ingewikkeld en ondoorzichtig als onze wetgeving zelf. Er zijn verjaringen in alle maten en gewichten en hoe belangrijker onze maatschappij een bepaald recht acht, des te langer de verjaringstermijn. De prijsbeesten vallen in de categorie van dertig jaar zoals de zakelijke rechten. Maar misdrijven zoals verkrachting en de daaraan gekoppelde schadevergoeding vallen onder lagere verjaringen zoals deze van vijf jaar. Die kan weliswaar verlengd worden met nog eens vijf jaar en er zijn een reeks uitzonderingen zoals bij pedofilie, waar de verjaring pas vanaf de achttiende verjaardag van het slachtoffer loopt. Maar telkens is het uitgangspunt een bepaald eindpunt en de vraag is of de redenering niet omgekeerd moet worden. Moeten we met andere woorden niet vertrekken van de onverjaarbaarheid van bepaalde vorderingen, om te beginnen in zaken rond verkrachting en pedofilie?
Als we als samenleving dan toch een totale mentaliteitswijziging beleefden sedert Dutroux, als we dan toch zo terecht in onze diepste vezels geschokt zijn door bepaalde misdrijven die erger zijn dan horrorfilms, waarom blijven we dan zo hypocriet door op zich belachelijk korte en ingewikkelde verjaringstermijnen te hanteren? Zeker bij zedenmisdrijven hebben de slachtoffers ontzettend veel moed en tijd nodig om naar buiten te komen en de tijd heeft vaak een omgekeerd en remmend effect. Komt daarbij dat de innerlijke verwoesting van dergelijke misdrijven de slachtoffers levenslang tormenteert. Op hun leed staat er geen verjaring. De rollen worden omgekeerd want terwijl de daders verlost raken van de zaak, blijven hun slachtoffers hun leven lang wezenloos gekwetst achter.
Het is trouwens niet alleen op het vlak van de verjaring dat de slachtoffers aan hun lot worden overgelaten. Ook op het vlak van schadevergoedingen hanteren we een systematische cultuur van ondervergoeding. Ik heb mij steeds afgevraagd welke illustere geesten het principe bedachten dat een levenslange fysische verminking in de zwaarste categorie amper 25.000 euro waard is. De schade die slachtoffers van seksueel misbruik kunnen eisen zit in dezelfde categorie van aalmoezen.
HYPOCRISIE
De slachtoffers van seksuele misdrijven worden dan ook twee keer verkracht, eerst door de dader en dan door de maatschappij. Het is mensonwaardig dat zij na dergelijke zware misdrijven nog eens de hypocrisie van de maatschappij moeten ondergaan. Die zegt in veel zaken zoals het dossier Kelk dat de zaak na enkele jaren verjaard is en als slachtoffers dan toch die kaap halen, dan krijgen zij een schadevergoeding die niet in verhouding staat tot het leed.
Onze samenleving is dan ook alles behalve consequent en moet de lijn doortrekken. In Nederland heeft men alvast een hele reeks zedenmisdrijven intussen op onverjaarbaar gezet. Het verleden is wat het is, maar het zou ook in ons land voor de duizenden slachtoffers die nooit een proces zullen krijgen een hart onder de riem zijn als slachtoffers dan toch in de toekomst beschermd zullen worden en blijven. Zonder houdbaarheidsdatum.