Jeroen Piqueur, de ex-topman van Optima, is als eerste bestuurder ooit persoonlijk failliet verklaard. Dat moet een verwittiging zijn voor al wie bestuurder of zaakvoerder is, want weinigen van hen beseffen dat ze hetzelfde risico lopen.

Ondernemen is risico durven nemen. Van oudsher wilde de wet ondernemers beschermen met constructies waarmee alles wat ze persoonlijk hadden opgebouwd, afgeschermd kon worden van die ondernemingsrisico’s. Bestuurders en zaakvoerders weten dat zoiets bestaat als ‘bestuurdersaansprakelijkheid’, maar de meesten liggen daar niet wakker van of nemen een aansprakelijkheidsverzekering. Toch voor louter burgerlijke aangelegenheden, want misdrijven zijn in principe niet verzekerbaar. De bestuurdersaansprakelijkheid mag niet onderschat worden. Ze werd onlangs nog uitgebreid en kan een ravage aanrichten in het patrimonium van al wie een onderneming leidt.
Het vonnis van de ondernemingsrechtbank van Gent van 8 januari over Piqueur wijst op een nog groter risico, waar de bedrijfswereld zich al helemaal niet van bewust is. Dat risico heeft te maken met het vernieuwde insolventierecht.
We wisten al dat daardoor voortaan alle zelfstandige beroepen, zoals notarissen, boekhouders, psychologen, coaches, tandartsen en kunstenaars, failliet verklaard kunnen worden, omdat het nauwe begrip ‘handelaar’ werd vervangen door ‘ondernemer’. Al onze rechtbanken van koophandel zijn voortaan ook ondernemingsrechtbanken, en elke ‘onderneming’ kan failliet verklaard worden.
Maar ook bestuurders en zaakvoerders zitten in de gevarenzone. Een faillissement gaat oneindig veel verder dan een claim wegens bestuurdersaansprakelijkheid. Alle bezittingen gaan voor de bijl en een curator neemt alles over.
Mooi litteken
De bedoeling van de wet was nochtans goed. De minister van Justitie stelde dat failliet gaan niet langer een schande was en dat men een faillissement als een mooi litteken moest zien.
De gefailleerde krijgt er meteen een dubbel geschenk bij: hij kan de inkomsten die hij na de faillietverklaring verwerft en die niet voortkomen uit een oorzaak van voor het faillissement behouden. De curator zal die niet opeisen. De gefailleerde kan dus een nieuw leven beginnen en opnieuw fortuin maken. Wellicht een pak moeilijker gedaan dan gezegd, maar het is toch iets.
Ook het zogenaamde ‘grote pardon’ wordt beter. Dat heet nu een ‘kwijtschelding’ van de restschulden en kan al tijdens de afwikkeling van het faillissement aangevraagd worden, zowel door de gefailleerde als door de (ex-) gehuwde of samenwonende partner. Dat maakt een doorstart mogelijk. Ook dat vergemakkelijkt het tweede leven van wie failliet ging.
De tijd dat een gefailleerde en heel zijn gezin voor het leven afgestraft en achtervolgd werden, lijkt daarmee voorbij. Toch lijkt de overheid de gevolgen van een faillissement te onderschatten en zelfs te verbloemen.
Je kan moeilijk stellen dat een gefailleerde van de maatschappij een medaille krijgt met staande ovatie. De diepgewortelde sociale perceptie van een faillissement is nog altijd dat van falen. Het ziet er niet naar uit dat dat snel verandert. Zelfs de term ‘faillissement’ verwijst naar een mislukking. Men had al kunnen beginnen met die term te elimineren.
Laks
Frauduleuze en seriële faillissementen stemmen de publieke opinie ook niet milder. Die blijven de bonafide faillissementen overschaduwen. Het is mij een raadsel waarom daar anno 2019 nog zo laks tegen wordt opgetreden. Bepaalde parketten, zoals dat van Brussel, hebben die misdrijven de laagste prioriteit gegeven, waardoor vervolging utopisch wordt en straffeloosheid en normvervaging zegevieren.
Bovendien gaat bij een faillissement plotseling een heel vermogen verloren, waarvoor de ondernemer vaak zijn hele leven heeft gewerkt. Dat brengt meestal een verlies van identiteit, eigenwaarde en zelfvertrouwen met zich mee. In onze hypermaterialistische wereld maken geld en vermogen niet alleen de levensstandaard uit, maar zijn ze ook een krachtige boost voor het imago en het uitbouwen van een netwerk van persoonlijke contacten.
Daarnaast is er de enorme intrusie in de privacy van de gefailleerde. Een vreemde krijgt inzage in allerlei vertrouwelijke aangelegenheden. Een faillissement is en blijft een persoonlijk drama, dat niet alleen de gefailleerde treft, maar ook zijn directe sociale omgeving, in de eerste plaats zijn partner en zijn kinderen.
Zorgwekkend is de verruiming van de wet naar alle bestuurders en zaakvoerders van onze ondernemingen. Ook zij kunnen failliet verklaard worden. De Gentse ondernemingsrechtbank merkte dat terecht op. Nochtans had de Raad van State zich in een advies al afgevraagd of de initiatiefnemers wel beseften waarmee ze bezig waren, als waren het leerling-tovenaars. In de roes rond de verbetering van het statuut van de gefailleerde werd niet nagedacht over de harde realiteit en nog minder over de effecten op onze economie.
Het is al geen lachertje om nog ondernemer te zijn. Dat excessen worden aangepakt valt te begrijpen, maar waarom viseert men dan niet de malafide faillissementen? Dat bestuurders en zaakvoerders geviseerd worden, is een slechte zaak en zal ondernemers ontmoedigen er nog aan te beginnen.