Het plafonneren van de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders van vennootschappen tot maximum 12 miljoen euro lijkt verdacht veel op een plan van de overheid om grote schadeclaims te verhinderen.

Het parlement behandelt momenteel een belangrijke vernieuwing van het wetboek van vennootschappen. Onderdeel van de hervormingsplannen is het totaal nieuwe idee om de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders van vennootschappen in te perken. Er zouden vier limieten komen – 250.000, 1 miljoen, 3 miljoen en 12 miljoen euro – die variëren op basis van boekhoudkundige parameters. Er zouden ook uitzonderingen zijn zoals in geval van misdrijven, maar de algemene regel zou neerkomen op een beperking. De bedragen lijken parallel te lopen met de aansprakelijkheidsbeperking die we eerder zagen bij de bedrijfsrevisoren, en die er niet toevallig kwam na de affaire Lernout & Hauspie.
Deze evolutie is wel merkwaardig als men weet dat die bestuurders door een wetswijziging van vorig jaar wel persoonlijk failliet kunnen verklaard worden. De wetgever lijkt hier tegelijk te zalven en te slaan.
Het idee om de aansprakelijkheid van bepaalde beroepsgroepen te beperken is op zich niet slecht. Er zijn echter twee caveats: er mag geen discriminatie ontstaan met andere groepen van de bevolking, en men moet er zich voor hoeden dat er geen averechts effect van immuniteit ontstaat, zeker in grote dossiers.
Bij het eerste voelt men al direct het schoentje wringen. In ons land hebben nog steeds veel ondernemers geen vennootschap. Die zijn dan de klos want de aansprakelijkheidsbeperking geldt niet voor hen, terwijl een uitschuiver ook hen fabelachtige schadeclaims kan opleveren. Dat is op zich al pure discriminatie want per slot van rekening zijn het vanuit het oogpunt van de wet – die recent het begrip ‘handelaar’ afschafte – allemaal ondernemers.
Werknemers
En dan zijn er de werknemers die, zeker in grote ondernemingen, vaak taken hebben die dicht bij die van bestuurders aanleunen of die zelfs evenaren, denk maar aan grote banken en verzekeringsmaatschappijen. Voor hun geldt geen beperking. Integendeel, als zij een zware fout begaan of een lichte veelvuldige fout, kunnen zij persoonlijk een claim tegen krijgen. Dat valt ook al moeilijk te rijmen.
En waarom zouden trouwens andere beroepen zoals architecten en advocaten geen beperkte beroepsaansprakelijkheid verdienen? U merkt het al, een dergelijke wet wringt aan alle kanten en overal loert de discriminatie om de hoek.
En dan die bedragen. Voor grote beursgerelateerde dossiers zou de limiet neerkomen op 12 miljoen euro. Niet per persoon, maar voor alle bestuurders samen, en dan nog eens per feit of geheel van feiten dat aanleiding kan geven tot aansprakelijkheid, ongeacht het aantal eisers of vorderingen. Ik heb vrij veel expertise in grote schadedossiers met grote groepen eisers en vorderingen en ik ken geen enkel groot dossier waarin 12 miljoen euro zou volstaan, integendeel, het zijn peanuts.
Mijn ervaring leert ook dat een schadeclaim indienen op basis van bestuurdersaansprakelijkheid in die grote dossiers geen sinecure is. Dat heeft complexe oorzaken. Het gebrek aan transparantie van de besluitvorming en het moeizame procesrecht om bewijzen te verzamelen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland, zitten daar voor iets tussen.
Dexia
Ik herinner mij het rapport van het Franse Rekenhof. Dat stuurde in 2013 vanuit Parijs zijn verontwaardiging de wereld in over de verregaande bestuurdersfouten van de toenmalige top van Dexia, waarbij berekend werd dat de schade om en bij de 12 miljard euro bedroeg. De schade in Lernout & Hauspie lag ook boven 1 miljard euro. Wat vang je dan aan met een aalmoes van amper 12 miljoen? Dat is de gedupeerden uitlachen in hun gezicht, want zij zijn er aan voor hun moeite. Zij worden bij voorbaat al ontmoedigd om een schadeclaim in te dienen en met hoe meer ze zijn, hoe minder ze kunnen krijgen. Zelfs in een dossier zoals Optima is een dergelijk bedrag ruim onvoldoende.
Dat lijkt toch verdacht veel op een plan van de overheid om grote schadeclaims te verhinderen. Eén van onze grondrechten – de toegankelijkheid van justitie – wordt daardoor evident geblokkeerd. En het principe dat elke schade dient vergoed te worden – nochtans al 200 jaar in onze wet gebetonneerd voor buitencontractuele schade – wordt meteen overboord gegooid.
Er ontstaat echter nog een groter gevaar. Omdat dergelijke bedragen vrij gemakkelijk te verzekeren zijn, worden de bestuurders van grote ondernemingen nagenoeg immuun, en dat kan niet door de beugel. De overheid geeft de maatschappij een totaal fout signaal. De bankencrisis heeft ons geleerd dat sommige van die reuzen systemisch zijn en onze economie kunnen doen kelderen. Indien de nieuwe wet er komt zal geen enkele van die topbestuurders nog wakker liggen van een bestuurdersfout. Er blijven natuurlijk de strafrechtelijke fouten, maar die blijven gelukkig de uitzondering.
Indien er een beperking van aansprakelijkheid komt, dan moeten daarom ook andere beroepsgroepen mee betrokken worden en daarvan genieten. Voor de grootste ondernemingen moeten de bedragen exponentieel verhogen, realistisch zijn en gekoppeld worden aan een verplichte aansprakelijkheidsverzekering. Zo kunnen alle ondernemers op twee oren slapen, en kunnen de slachtoffers dat ook.